U bent op zoek naar een goochelaar? Bel 0318-727828 of 06-20285267, of mail naar info@goochelaars-nederland.nl.
Home | Goochelen | Uit de oude goocheldoos | Rooie oortjes
Rooie oortjes
In het derde kwart van de vorige eeuw besloot de Londense advocaat en amateur goochelaar Angelo Lewis alle destijds bekende trucs te beschrijven in een populair maandblad voor jongens. Hij vond dat de goochelaars te veel van hetzelfde deden in de naïeve veronderstelling dat ze daarmee waardeloos zouden worden, beschreef hij het ringspel, de parasoltruc, de eierzak, de duivenpan en tientallen andere klassieken. Hij wilde de professionals zo dwingen hun repertoire eindelijk eens te vernieuwen, maar het heeft weinig geholpen zoals we nu weten. Lewis bediende zich van de schuilnaam Professor Hoffmann, want hij dacht dat het zijn advocatenpraktijk geen goed zou doen als bekend werd dat hij zich met goochelarij ophield. Ik heb nooit aanwijzingen gevonden dat de ingrijpende actie de 'professor' kwalijk genomen werd door de goochelwereld. Integendeel, toen hij een boek had gemaakt van zijn artikelen in 1876 onder de titel 'Modern Magic' werd hij alom geprezen als de eerste echte goede auteur op zijn terrein die niet alleen beschreef hoe trucs in hun werk gingen, maar vooral ook hoe je ze moest doen. En aan de beide vervolgen 'More magic' (1890) en 'Later magic' (1903) leverden alle bekende goochelaars bijdragen. In plaats van de grote verrader, werd hij de grote auteur, die in ieder geval een aantal jongetjes tot goochelen heeft aangezet. Hoe dat in zijn werk ging, las ik laatst in de briefwisseling tussen de Amerikaanse goochelaars Jean Hugard en Orville Meyer. Hugard was in Australië geboren en hij had een heel stel broers, schrijft hij in 1939 aan Meyer. Ze waren thuis geabonneerd op het maandblad waar Lewis zijn trucs in beschreef en de kleine Jean las die stukjes met rooie oortjes. Maar geen van zijn broers had belangstelling voor die artikelen, herinnert hij zich met verbazing. En zo zit de wereld waarschijnlijk in elkaar; je hebt aankomende goochelaartjes en gewone jongetjes. Gewone jongetjes het meest, denk ik, hoe hoog de stapels uit het Engels vertaalde goochelboeken voor beginners bij De Slegte ook mogen zijn. Ik stond er laatst nog in een te bladeren waarin de Hindoe draad uitvoerig en fraai geïllustreerd werd uitgelegd en Lewis en Hugard indachtig, kan ik me er niet over opwinden. Hugard maakt zich ook niet druk over de zogeheten 'exposure' onder het motto 'm'n broers lezen het toch niet'. Alleen exposure 'on screen' heeft hij iets tegen en daar heb ik enige tijd over nagedacht want televisie was in 1939 nog niet algemeen. Maar er is in dat jaar een film gemaakt met David Niven als goochelaar, de naam ben ik vergeten, en in die film zie je hoe een paar goeie illusies gedaan worden, dus wellicht had Hugard het daar over. Van de geschiedenis kunnen we leren dat trucbeschrijvingen hier en daar een jongetje rooie oortjes bezorgen en zo misschien toch kunnen bijdragen aan de vernieuwing van de goochelkunst.Kees Schoonenberg
Dit artikel is gepubliceerd op woensdag 4 februari 2015 om 05.46 uur en komt uit de Informagie (jaargang 6, nummer 5, mei/juni 1995), het Nederlandse vakblad voor de goochelkunst. Het artikel is met toestemming van de eindredacteur geplaatst op deze website.